ABraham en Sara
Genesis 11 - 25
In dit gedeelte van de Bijbel wordt het leven van Abraham beschreven.
SPEL (leeftijd 8 -12 jaar)
Dit bordspel is leuk/leerzaam om als verwerking te gebruiken na het afronden van de verhalen over het leven van Abraham.
In dit gedeelte van de Bijbel wordt het leven van Abraham beschreven.
SPEL (leeftijd 8 -12 jaar)
Dit bordspel is leuk/leerzaam om als verwerking te gebruiken na het afronden van de verhalen over het leven van Abraham.
NODIG
- werkblad 1: spelbord (kleurenkopie) (eventueel op A3 papier) - werkblad 2: vragenkaartjes makkelijk (geel) - werkblad 3: vragenkaartjes moeilijk (groen) - werkblad 4: antwoordenblad - dobbelsteen - pionnen |
WERKBLADEN
|
WERKWIJZE
Voorbereiding:
1- Kopieer werkblad 1 (kleurenkopie)
2- Kopieer werkblad 2 op geel papier en knip de kaartjes uit.
Dit zijn de makkelijke vragen.
3- Kopieer werkblad 3 op groen papier en knip de kaartjes uit.
Dit zijn de moeilijke vragen.
4- Kopieer het antwoordenblad (wit papier)
Spelregels:
1- Zet het spel klaar.
De gele en groene stapel met kaartjes liggen omgedraaid op tafel.
2- Gooi met de dobbelsteen.
Ga zoveel stappen vooruit als het aantal ogen dat je hebt gegooid.
Kom je op een groen rondje dan moet je een vraag beantwoorden.
Je mag kiezen tussen een geel kaartje (makkelijke vraag) of een groen kaartje (moeilijke vraag).
Kies je voor een makkelijke vraag (geel) en heb je het antwoord goed, dan mag je één stap vooruit.
Is het antwoord fout, dan ga je één stap achteruit.
Kies je voor een moeilijke vraag (groen) en heb je het antwoord goed, dan mag je twee stappen vooruit.
Is het antwoord fout, dan ga je twee stappen achteruit.
3- De winnaar is diegene die als eerste het rondje met het woord EINDE bereikt.
Voorbereiding:
1- Kopieer werkblad 1 (kleurenkopie)
2- Kopieer werkblad 2 op geel papier en knip de kaartjes uit.
Dit zijn de makkelijke vragen.
3- Kopieer werkblad 3 op groen papier en knip de kaartjes uit.
Dit zijn de moeilijke vragen.
4- Kopieer het antwoordenblad (wit papier)
Spelregels:
1- Zet het spel klaar.
De gele en groene stapel met kaartjes liggen omgedraaid op tafel.
2- Gooi met de dobbelsteen.
Ga zoveel stappen vooruit als het aantal ogen dat je hebt gegooid.
Kom je op een groen rondje dan moet je een vraag beantwoorden.
Je mag kiezen tussen een geel kaartje (makkelijke vraag) of een groen kaartje (moeilijke vraag).
Kies je voor een makkelijke vraag (geel) en heb je het antwoord goed, dan mag je één stap vooruit.
Is het antwoord fout, dan ga je één stap achteruit.
Kies je voor een moeilijke vraag (groen) en heb je het antwoord goed, dan mag je twee stappen vooruit.
Is het antwoord fout, dan ga je twee stappen achteruit.
3- De winnaar is diegene die als eerste het rondje met het woord EINDE bereikt.