Wisselspel BIjbelse personages
Dit spel moet met minimaal 10 personen worden gespeeld.
Het is leuk om +/- 15 minuten te spelen.
Het is leuk om +/- 15 minuten te spelen.
NODIG
- kaartjes werkblad (2 x) |
WERKBLAD
|
UITLEG SPEL
Op het werkblad staan 20 verschillende Bijbelse personages.
Je kunt het spel met maximaal 21 kinderen spelen.
Als het spel met minder dan 21 kinderen wordt gespeeld, bijvoorbeeld 12 kinderen, kies dan 11 kaartjes uit om mee te spelen (je hebt altijd 1 kaartje minder nodig dan het aantal spelers).
Je hebt van deze 11 kaartjes twee stapels nodig,
Eén stapel om uit te delen en één stapel voor de tikker.
1- Maak een kring van stoelen (één stoel minder dan het aantal kinderen wat meespeelt).
2- Eén kind gaat in het midden van de kring staan (tikker), de andere kinderen nemen plaats op een stoel.
3- Geef alle kinderen een kaartje met een personage uit de Bijbel.
De kinderen mogen niet tegen elkaar zeggen wie zij hebben.
4- Geef het kind in het midden (de tikker) een stapel kaartjes met dezelfde namen die zojuist aan de kinderen in de kring zijn
uitgedeeld.
Dit kind noemt nu de namen van twee kaartjes op.
De kinderen die in de kring het kaartje met de desbetreffende naam hebben moeten met elkaar van stoel gaan wisselen.
Zij moeten er dus achter zien te komen (bijvoorbeeld d.m.v. gebaren) met wie zij moeten ruilen. Ze moeten daarbij natuurlijk
zorgen dat het kind in het midden dit niet ziet.
Zodra zij gaan lopen, moet de persoon in het midden proberen om eerder op één van deze twee lege stoelen te komen dan zij.
Zodra de lopers opstaan, mogen zij niet meer terug gaan zitten op hun stoel.
5- Als het kind wat in het midden stond eerder op een stoel zit dan de twee kinderen die van stoel moesten wisselen, dan moet
één van deze twee kinderen in het midden.
Tip: Als het spel met meer dan 14 kinderen wordt gespeeld, noemt het kind vier personen die met elkaar van stoel moeten ruilen.
Op het werkblad staan 20 verschillende Bijbelse personages.
Je kunt het spel met maximaal 21 kinderen spelen.
Als het spel met minder dan 21 kinderen wordt gespeeld, bijvoorbeeld 12 kinderen, kies dan 11 kaartjes uit om mee te spelen (je hebt altijd 1 kaartje minder nodig dan het aantal spelers).
Je hebt van deze 11 kaartjes twee stapels nodig,
Eén stapel om uit te delen en één stapel voor de tikker.
1- Maak een kring van stoelen (één stoel minder dan het aantal kinderen wat meespeelt).
2- Eén kind gaat in het midden van de kring staan (tikker), de andere kinderen nemen plaats op een stoel.
3- Geef alle kinderen een kaartje met een personage uit de Bijbel.
De kinderen mogen niet tegen elkaar zeggen wie zij hebben.
4- Geef het kind in het midden (de tikker) een stapel kaartjes met dezelfde namen die zojuist aan de kinderen in de kring zijn
uitgedeeld.
Dit kind noemt nu de namen van twee kaartjes op.
De kinderen die in de kring het kaartje met de desbetreffende naam hebben moeten met elkaar van stoel gaan wisselen.
Zij moeten er dus achter zien te komen (bijvoorbeeld d.m.v. gebaren) met wie zij moeten ruilen. Ze moeten daarbij natuurlijk
zorgen dat het kind in het midden dit niet ziet.
Zodra zij gaan lopen, moet de persoon in het midden proberen om eerder op één van deze twee lege stoelen te komen dan zij.
Zodra de lopers opstaan, mogen zij niet meer terug gaan zitten op hun stoel.
5- Als het kind wat in het midden stond eerder op een stoel zit dan de twee kinderen die van stoel moesten wisselen, dan moet
één van deze twee kinderen in het midden.
Tip: Als het spel met meer dan 14 kinderen wordt gespeeld, noemt het kind vier personen die met elkaar van stoel moeten ruilen.